He sentences in Dutch and English


‘He’ sentences in Dutch with English pronunciation. Here you learn English to Dutch translation of He sentences and play He sentences quiz in Dutch language also play A-Z dictionary quiz. Here you can easily learn daily use common Dutch sentences with the help of pronunciation in English. It helps beginners to learn Dutch language in an easy way. To learn Dutch language, common vocabulary and grammar are the important sections. Common Vocabulary contains common words that we can used in daily life.


He sentences in Dutch

He sentences in Dutch and English


The list of 'He' sentences in Dutch language and their pronunciation in English. Here you learn the list of English sentence to Dutch translations.

He achieved his goal hij heeft zijn doel bereikt
He accepted her gift hij accepteerde haar geschenk
He accepted my idea hij accepteerde mijn idee
He accepted the job hij accepteerde de baan
He admitted his mistakes hij gaf zijn fouten toe
He advised me not to smoke hij adviseerde me niet te roken
He attained his goal hij heeft zijn doel bereikt
He became famous hij werd beroemd
He became irritated hij raakte geïrriteerd
He began to run hij begon te rennen
He broke the law hij heeft de wet overtreden
He can read and write hij kan lezen en schrijven
He can read English easily hij kan gemakkelijk engels lezen
He can run fast hij kan snel rennen
He came into the room hij kwam de kamer binnen
He achieved his goal hij heeft zijn doel bereikt
He accepted her gift hij accepteerde haar geschenk
He accepted my idea hij accepteerde mijn idee
He accepted the job hij accepteerde de baan
He admitted his mistakes hij gaf zijn fouten toe
He advised me not to smoke hij adviseerde me niet te roken
He attained his goal hij heeft zijn doel bereikt
He became famous hij werd beroemd
He became irritated hij raakte geïrriteerd
He began to run hij begon te rennen
He broke the law hij heeft de wet overtreden
He can read and write hij kan lezen en schrijven
He can read English easily hij kan gemakkelijk engels lezen
He can run fast hij kan snel rennen
He came into the room hij kwam de kamer binnen
He can swim very fast hij kan heel snel zwemmen
He did not know what to say hij wist niet wat hij moest zeggen
He did not speak hij sprak niet
He doesn't need to work hij hoeft niet te werken
He easily gets angry hij wordt gemakkelijk boos
He doesn't sing well hij zingt niet goed
He got a lot of money hij heeft veel geld gekregen
He got angry hij werd boos
He had an accident at work hij had een ongeval op zijn werk
He has a lot of money hij heeft veel geld
He has his own room hij heeft zijn eigen kamer
He has left his family hij heeft zijn familie verlaten
He has ten cows hij heeft tien koeien
He was alone hij was alleen
He was brave hij was moedig
He was cleaning his room hij was zijn kamer aan het opruimen
He was at home hij was thuis
He was very busy all day hij was de hele dag druk bezig
He was very happy hij was erg blij
He writes books hij schrijft boeken
He was patient hij was geduldig
He walks slowly hij loopt langzaam
He wants to meet you hij wil je ontmoeten
He was absent from school hij was afwezig van school
He likes to read books hij leest graag boeken
He likes to run hij houdt van rennen
He lost his job Hij is zijn baan kwijt
He likes to swim hij houdt van zwemmen
He learned how to swim hij leerde zwemmen
He looks healthy hij ziet er gezond uit






‘He’ sentences in other languages (40+)


Top 1000 Dutch words


Here you learn top 1000 Dutch words, that is separated into sections to learn easily (Simple words, Easy words, Medium words, Hard Words, Advanced Words). These words are very important in daily life conversations, basic level words are very helpful for beginners. All words have Dutch meanings with transliteration.


Eat eten
All alle
New nieuwe
Snore snurken
Fast snel
Help helpen
Pain pijn
Rain regenen
Pride trots
Sense gevoel
Large groot
Skill vaardigheid
Panic paniek
Thank dank
Desire verlangen
Woman vrouw
Hungry hongerig
Dutch Vocabulary
Dutch Dictionary

Fruits Quiz

Animals Quiz

Household Quiz

Stationary Quiz

School Quiz

Occupation Quiz