They sentences in Dutch and English


‘They’ sentences in Dutch with English pronunciation. Here you learn English to Dutch translation of They sentences and play They sentences quiz in Dutch language also play A-Z dictionary quiz. Here you can easily learn daily use common Dutch sentences with the help of pronunciation in English. It helps beginners to learn Dutch language in an easy way. To learn Dutch language, common vocabulary and grammar are the important sections. Common Vocabulary contains common words that we can used in daily life.


They sentences in Dutch

They sentences in Dutch and English


The list of 'They' sentences in Dutch language and their pronunciation in English. Here you learn the list of English sentence to Dutch translations.

They admire each other ze bewonderen elkaar
They adopted the little girl ze hebben het kleine meisje geadopteerd
They adopted the orphan ze hebben de wees geadopteerd
They won't allow us to enter the garden ze laten ons niet toe de tuin in te gaan
They agreed on a price ze waren het eens over een prijs
They agreed to start early ze kwamen overeen om vroeg te beginnen
They agreed to work together ze kwamen overeen om samen te werken
They are actors zij zijn acteurs
They are strangers het zijn vreemden
They are both good teachers ze zijn allebei goede leraren
They are both in the room ze zijn allebei in de kamer
They are gathering nuts ze zijn noten aan het verzamelen
They are good people zij zijn goede mensen
They are in class ze zijn in de klas
They are playing ze zijn aan het spelen
They admire each other ze bewonderen elkaar
They adopted the little girl ze hebben het kleine meisje geadopteerd
They adopted the orphan ze hebben de wees geadopteerd
They won't allow us to enter the garden ze laten ons niet toe de tuin in te gaan
They agreed on a price ze waren het eens over een prijs
They agreed to start early ze kwamen overeen om vroeg te beginnen
They agreed to work together ze kwamen overeen om samen te werken
They are actors zij zijn acteurs
They are strangers het zijn vreemden
They are both good teachers ze zijn allebei goede leraren
They are both in the room ze zijn allebei in de kamer
They are gathering nuts ze zijn noten aan het verzamelen
They are good people zij zijn goede mensen
They are in class ze zijn in de klas
They are playing ze zijn aan het spelen
They are pretty zij zijn mooi
They arrived at the hotel ze kwamen aan bij het hotel
They can speak English ze kunnen Engels spreken
They didn't tell me ze hebben het me niet verteld
They died one after another ze stierven de een na de ander
They don't get along together ze kunnen niet met elkaar overweg
They don't take care of that dog ze zorgen niet voor die hond
They loved each other ze hielden van elkaar
They got married ze zijn getrouwd
They had trouble finding the place ze hadden moeite om de plaats te vinden?
They hated my friend ze haatten mijn vriend
They have few books ze hebben weinig boeken
They hurt ze doen pijn
They kidnapped me ze hebben me ontvoerd
They smiled at each other ze lachten naar elkaar
They stopped talking ze stopten met praten
They were lying on the grass ze lagen op het gras
They were watching television ze waren televisie aan het kijken
They will agree on that daar zullen ze het over eens zijn
They will be very glad ze zullen heel blij zijn
They will keep their promise ze zullen hun belofte houden






‘They’ sentences in other languages (40+)


Top 1000 Dutch words


Here you learn top 1000 Dutch words, that is separated into sections to learn easily (Simple words, Easy words, Medium words, Hard Words, Advanced Words). These words are very important in daily life conversations, basic level words are very helpful for beginners. All words have Dutch meanings with transliteration.


Eat eten
All alle
New nieuwe
Snore snurken
Fast snel
Help helpen
Pain pijn
Rain regenen
Pride trots
Sense gevoel
Large groot
Skill vaardigheid
Panic paniek
Thank dank
Desire verlangen
Woman vrouw
Hungry hongerig
Dutch Vocabulary
Dutch Dictionary

Fruits Quiz

Animals Quiz

Household Quiz

Stationary Quiz

School Quiz

Occupation Quiz